De bladeren zijn in tegenovergestelde paren, 2,5-8 cm lang en 3,5-6,5 cm breed, hard, glanzend donkergroen boven, bleker onder, meestal met drie lobben; bij volwassen bomen de lobben naar voren gericht en met gladde randen, bij jonge bomen met meer spreidende lobben en gekartelde randen. De bloemen worden in het voorjaar geproduceerd, geelgroen, in hangende tuilen; ze zijn klein, met vijf groenachtige kelkblaadjes en vijf geelwitte bloembladen van ongeveer 2 mm lang, en acht meeldraden.