Atrichum wordt gekenmerkt door zijn rechtopstaande, felgroene tot geelachtige mosformaties die gedijen in schaduwrijke, vochtige omgevingen. De kenmerkende, stervormige rozetten aan de top van elke scheut zijn opvallend, vooral wanneer ze droog zijn. De lange, smalle bladeren van atrichum, die krullen wanneer ze droog zijn, helpen het om vocht vast te houden, waardoor het goed kan aanpassen aan variabele hydratatie-omstandigheden in bosrijke en rotsachtige gebieden.