Crumia kenmerkt zich door zijn bosachtige groeiwijze, die typisch goed gedijt in droge, rotsachtige bodems. Dit vormt een uitdaging voor de waterretentie, maar versterkt tegelijkertijd de veerkracht. De bladeren zijn subtiel sappig, een aanpassing aan zijn aride habitats. De bloemen, meestal klein en wit, zijn aangepast om specifieke bestuivers aan te trekken, wat cruciaal is voor overleving in omgevingen met beperkte hulpbronnen.