Het heeft slanke, stugge of koordachtige, groenbruine of gele wortelstokken. Het heeft 8-12 omhulsel, (waaierachtig), groen of lichtgroen, basale bladeren. Het heeft zeer korte stelen, die 0,3-2,0 lang zijn. Het heeft groene takken (bladeren van de bloemknop), die licht gekield zijn, en 1-2 lang. De bloemen hebben een diameter van 1,6-2,4 en zijn verkrijgbaar in de kleuren blauw, violetblauw, hemelsblauw, diepblauw, lavendelblauw, lila of dieppaars. Af en toe is ook een witte vorm gevonden. Nadat de iris tussen eind juni en eind juli heeft gebloeid, produceert hij een rond driehoekige of eivormige zaadcapsule, die wordt bedekt door de delen. In de capsule bevinden zich 3 mm brede, donkerbruine zaden met een wit aanhangsel (of aril, vlezige verdikking van de zaadlaag), rond het zaad spiraalvormig.