Het is een bladverliezende of groenblijvende struik van 1,5 - 3 m hoog met een verwarde, doornige en veelvertakte vorm. De schors is grijsachtig en de jonge stengels zijn bedekt met een doorn. Bladeren zijn lichtgroen en 0,5 tot 3,5 cm lang en 0,3 tot 1 inch breed. De gele bloemen zijn onopvallend, staan in groepen en verschijnen in de winter. De vruchten zijn eivormig, 4 tot 6 mm groot, geelachtig en beginnen zwart te rijpen.