De zeekraal zijn kleine eenjarige kruiden. Ze groeien uitgestrekt om op te richten, hun eenvoudige of vertakte stengels zijn sappig, kaal en blijkbaar verbonden. De tegenovergestelde bladeren zijn vlezig, kaal, zittend, in wezen vergroeid en aflopend en omsluiten de stengel (waardoor de gewrichten worden gevormd). De bloemen zijn gerangschikt in een driehoek, beide zijbloemen onder de centrale bloem. De fruitmuur (pericarp) is vliezig. Het verticale zaad is ellipsvormig, met geelachtig bruine, vliezige, harige zaadvacht. Zeekraal zijn inheems in Noord-Amerika, Europa, Zuid-Afrika en Zuid-Azië. De zeekraal is wijd verspreid over het noordelijk halfrond en in zuidelijk Afrika, variërend van de subtropen tot subarctische gebieden.